Hierin is k het maximaal toelaatbare achtergrondniveau ter plekke van de ooropening en A de verzwakking van het achtergrondgeluid door de gebruikte hoofdtelefoon (bij bepaling van drempels voor botgeleiding geldt A=0).
De ISO-normen geven waarden voor Lmax, voor het geval de hoofdtelefoon een Beyer DT 48 of TDH 39 met MX 41/AR oorkussens is. Voor andere hoofdtelefoons kunnen deze waarden worden omgerekend, indien de verzwakking van de desbetreffende hoofdtelefoon bekend is.
ISO 6189 geeft waarden voor Lmax voor de situatie dat drempels voor luchtgeleiding worden gemeten van 500 Hz tot 8 kHz. Deze norm is specifiek gericht op drempelbepalingen bij personen die op het werk worden blootgesteld aan lawaai, terwijl ISO 8253-1 een algemeen toepassingsgebied kent. Deze norm geeft waarden voor Lmax, voor bepaling van drempels voor luchtgeleiding vanaf 125, 250 en 500 Hz tot 8 kHz en ter bepaling van drempels voor botgeleiding vanaf 125 en 250 Hz tot 8 kHz. In de figuur zijn de maximaal toelaatbare geluiddrukniveaus van het achtergrondgeluid bij drempelbepaling voor luchtgeleiding en botgeleiding weergegeven, voor verschillende frequentiebereiken van de testtonen.
De waarden in deze figuur gelden voor het geval een drempel van 0 dB moet worden gemeten met een onzekerheid van +2 dB ten gevolge van achtergrondgeluid. Indien bijvoorbeeld ook een drempel van -10 dB moet kunnen worden gemeten, dienen de waarden in de figuur met 10 dB te worden verlaagd.
Figuur: Normwaarden voor Lmax bij bepaling van drempels vanaf de aangegeven frequentie tot 8 kHz, luchtgeleiding, (boven) en botgeleiding (onder).
Het geluiddrukniveau van het achtergrondgeluid in de ruimte voor audiometrie moet worden gemeten op oorhoogte, in afwezigheid van een testpersoon. Hoewel de norm dit niet vermeldt, moeten de metingen in meterstand F (fast) worden uitgevoerd.
De metingen dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd in tertsbanden. Metingen van het geluiddrukniveau in octaafbanden voldoen slechts indien het achtergrondniveau beduidend lager of beduidend hoger is dan de norm.
In de cabine of kamer die wordt gebruikt voor audiometrie, wordt gedurende een bepaalde tijd het achtergrondniveau geregistreerd, zonder dat er personen in de ruimte aanwezig zijn. De meettijd moet lang genoeg zijn om karakteristieke, bepalende gebeurtenissen als praten op de gang, openen en sluiten van deuren en langslopen van personen te registreren, bij voorkeur vaker dan één maal. Bovendien dient de meting plaats te vinden op een dag en een tijdstip waarop de omstandigheden representatief zijn voor de omstandigheden op tijden waarop gehoortesten worden afgenomen.
Uit de tijdregistratie kan voor alle frequentiebanden worden bepaald wat het hoogste niveau was tijdens de meting. Deze waarden worden vergeleken met de van toepassing zijnde norm, waarna kan worden geconcludeerd of de ruimte al dan niet voldoet. Door tijdens de meting nauwkeurig te noteren wat voor geluiden op welk tijdstip te horen zijn, kan worden bepaald welke gebeurtenissen een eventuele overschrijding van de norm veroorzaken.
|
Begrippenlijsten:
|
Site navigatie: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Sonus bv raadgevende ingenieurs, dé partner op het gebied van geluid en trillingen