|
|
||||||||||||||||||||||
Zweving Stel dat er op een bepaalde plaats in de ruimte een tweetal sinusvormige (geluid)golven (d.w.z. met toe- en afnemende sterkte) met dezelfde amplitude en een iets verschillende frequentie bij elkaar komen. De uitwijking op die plaats is dan gelijk aan de som van de beide uitwijkingen afzonderlijk. Indien de (geluid)golven op een bepaald tijdstip in fase zijn dan zullen zij elkaar versterken en wordt de amplitude tweemaal zo groot als de oorspronkelijke amplitude. Na verloop van tijd echter raken de golven uit fase omdat de frequenties verschillen. Op een gegeven moment zijn ze in tegenfase en is de som van de uitwijkingen gelijk aan nul (zie onderstaande figuur). Dit verschijnsel wordt zweving genoemd. |
|||||||||||||||||||||||